Opvoedingsondersteuning

Opvoeden is niet altijd even makkelijk. Het is daarom goed om steun te vragen als je problemen tegenkomt.

Praten met andere ouders

Vaak komen andere ouders dezelfde vragen en problemen tegen als jij. Contact met hen kan veel steun bieden en soms levert het ook goede adviezen op. Praat dus met andere ouders als je ergens mee zit. Misschien hebben zij ook tips voor waar je eventueel hulp kunt zoeken.

Steun van de Jeugdgezondheidszorg

Bij het consultatiebureau van de jeugdgezondheidszorg kun je terecht met vragen over de opvoeding en de ontwikkeling van je kind. Bijvoorbeeld tijdens een spreekuur en eventueel kunnen ze je doorverwijzen naar hulp.

Programma's voor opvoedsteun

Er zijn verschillende vormen van begeleiding bij het opvoeden van je kinderen en deze kunnen per gemeente verschillen. Vraag consultatiebureau welke hulp je kunt krijgen bij jou in de buurt. Enkele voorbeelden van deze hulp zijn:

• Positief Opvoeden (Triple P): adviesgesprekken, cursussen en meer voor alle ouders met kinderen van alle leeftijden.
• Instapje: huisbezoeken voor ouders met een kind van 1 jaar waarbij spelen met je kind centraal staat.
• Home-Start en Home-start+: huisbezoeken door een ervaren vrijwilliger om het zelfvertrouwen bij ouders te vergroten. Home-start is er voor ouders met ten minste één kind van 6 jaar of jonger. Home-start+ is er voor ouders met ten minste één kind van 7 tot en met 14 jaar.
• Moeders informeren moeders (MIM): huisbezoeken door een ervaren vrijwilliger. Voor moeders met een eerste kind tot 1,5 jaar die weinig steun krijgen.
• Integrale Vroeghulp: hulp van een team van professionals. Voor ouders die bezorgd zijn over de ontwikkeling of het gedrag van hun kind.
• KopOpOuders: een online cursus over opvoeden. Voor ouders met psychische problemen of verslavingsproblemen.

Hulp bij een kind met een beperking

Ook ouders van kinderen met een bepaalde lichamelijke of verstandelijke beperking kunnen ondersteuning krijgen. Voor sommige vormen van steun heb je een indicatie nodig. De Jeugdgezondheidszorg of de huisarts kan je daar meer over vertellen.